Twee van onze partnerlanden werden de voorbije jaren opgeschrikt door verwoestende aardbevingen. In Haïti verdwijnen stilaan alle fysieke sporen van de aardbeving van 6 jaar geleden, maar woekeren de politieke en humanitaire littekens als nooit tevoren. Nepal daarentegen zit nog volop in de heropbouw van het land, maar ook daar zie je al de symptomen van een onwillige regering en een ongecoördineerde hulpverlening.
Cijfers over Nepal van de Gazet Van Antwerpen van april 2016 spreken zelfs van een uitgave van amper €300.000 van de door de Nepalese regering ontvangen 3,5 miljard noodhulp. Het opbouwen van de verwoeste huizen lijkt zo geen prioriteit, terwijl er nog talloze bergdorpjes op de eerste gestructureerde hulp wachten. De Nepalese bevolking ziet het met lede ogen aan, maar zet haar verontwaardiging om in zelf de handen uit de mouwen steken.
Ongestructureerde noodhulp
Veel van die bergdorpen zijn bijgevolg aangewezen op selectieve ondersteuning van internationale hulporganisaties en privé-initiatieven van behulpzame buitenlanders. Het is dan ook een mengelmoes van humanitaire hulp, heropbouw van gebouwen en infrastructuur of meer structurele ondersteuning in de vorm van onderwijs of economische stimulans. Zo krijgt de plaatselijke bevolking een broodnodige steun in de rug, maar blijft de regering haar verantwoordelijkheid ontlopen.
In Haïti zag je na de aardbeving een gelijkaardig scenario: een regering die amper een vuist kon maken en meer geïnteresseerd was om haar eigen kas te spijzen. Gestructureerde noodhulp bleef uit en werd overgelaten aan hulporganisaties, die geen overkoepelende coördinatie kenden en amper rekening hielden met de meningen van de Haïtiaanse inwoners. Om een beeld te geven, vlak na de aardbeving in 2010 werd het aantal hulporganisaties in Haïti op een paar duizend geschat.
Maak je eigen toekomst
Ondertussen is het meeste puin geruimd in Haïti, maar is het vooral de middenklasse die van de nieuwe huizenprojecten profiteert. De grote tentenkampen zijn volledig geruimd en de arme inwoners zijn “verbannen” naar een krottenwijk in Canaan, een regio aan de voet van de Morne Cabrit en ver buiten de stad. De omstandigheden daar zijn echter nog slechter dan in de tentenkampen.
De Haïtianen vrezen dat deze krottenwijk vroeg of laat een broeihaard van onrust zal worden. De meeste mensen hebben daar een huisje gebouwd op grond waar ze geen eigendomsakte van hebben. Tel daarbij de politieke onrust van het moment bij op en je hebt de kiemen van een volksopstand. Toch reageren de meeste Haïtianen vooral gelaten. Ze zijn allen vooral bezig met overleven en hebben al geleerd om geen hulp te verwachten van de regering.
Een gelijkaardige reactie vind je terug bij de Nepalese bevolking. Met een regering van weinig acties, een quasi gesloten grens met importland Indië en stijgende prijzen is het vechten om overeind te blijven. Ondanks de drang om op straat te komen, beseffen de Nepalezen dat ze beter af zijn door aan hun eigen geluk te bouwen.
Uiteraard is dit makkelijker in de bergen, en niet in de grote stadscentra. Rond Kathmandu bijvoorbeeld groeien de sloppenwijken nog dagelijks. En ook daar vrezen de mensen het moment dat de regering hen van de grond komt verjagen.
Welke hulp bieden?
In zulke situaties, zowel in Nepal als in Haïti, blijft noodhulp absoluut noodzakelijk. Het acute gebrek aan drinkbaar water, sanitaire voorzieningen en gezondheidszorg is een onmenselijke last die meteen moet verlicht worden. Daarna moet werk gemaakt worden van eigendomsrecht, het verbeteren van sociale uitsluiting en het aanpakken van criminaliteit. Maar om een land als geheel beter te maken, moet er op een nog fundamenteler niveau hulp geboden worden. Een plaatselijke bevolking moet leren zichzelf te helpen, op eigen benen staan. Daar is dikwijls extra kennis en een mentaliteitswijziging voor nodig en dat begint bij goed onderwijs.
Als buitenlandse organisatie kan je geen onderwijssysteem hervormen, maar je kan wel de omstandigheden en de kwaliteit van onderwijs op lokaal vlak verbeteren. Beetje bij beetje en generatie op generatie help je dan kleine kopjes te vormen met een bredere kijk op de wereld, maar met nog een diep respect voor hun eigen cultuur en waarden.
Zo lijkt de Franse voertaal in het Haïtiaanse onderwijs een goede beslissing, maar sluit het wel duizenden arme kinderen uit die enkel Creools spreken. De jongeren die wel afstuderen, spreken dan weer geen of amper Creools, waardoor het contact met de arme bevolking vermindert en daarmee ook de wil om de situatie te verbeteren.
Ook de positie van de vrouw heeft een grote impact op de gezondheid van een land. Meisjes die naar school gaan, doen meer aan geboortebeperking. Op die manier zijn hun enkele kinderen ook weer gezonder en krijgen ze ook meer kansen op onderwijs.
De oplossing ligt in het creëren van kansen
In kwalitatief onderwijs ligt ook een volgende uitdaging: die kersverse kennis binnen het land houden. Landen zoals Chili, Mexico, Canada, Rusland, Roemenië en Polen trekken maar al te graag buitenlandse studenten aan met aanlokkelijke studiebeurzen. Het is een makkelijke uitweg voor arme jongeren, maar betekent ook veelal een verarming voor het oorspronkelijke land.
Het bieden van hoop en kansen in eigen land is daarom zo belangrijk om uit de vicieuze cirkel van armoede te geraken. Niet alleen voor de mensen zelf, maar evenzeer voor een land dat bloedt en traant. De aardbevingen in Nepal en Haïti hebben de landen in chaos achtergelaten en het is aan de mensen zelf om de kansen die ze krijgen ook realiteit te laten worden. Gelukkig zien we bij Cunina elke dag dat mensen daar in slagen.
Dit artikel verscheen eerder in de Courant juni 2016.